De leerlingen verwerven het inzicht dat het samenleven in groep en coöperatie leidt tot het behouden van een soort. De leerlingen beseffen dat concurrentie leidt tot het behouden van de sterkste individuen. De leerlingen verwerven het inzicht dat communicatie verschillende functies heeft en dat dieren volgens verscheidene methoden communiceren. Dit draagt opnieuw bij aan het instant houden van een soort. De leerlingen beseffen dat gedrag aangeboren is of aangeleerd kan worden. Hierdoor kunnen dieren overleven.
Concrete doelen
Leven (in groep)
De leerlingen kunnen het verschil tussen solitaire dieren en dieren die samen leven in eigen woorden uitleggen.
De leerlingen kunnen minstens één naam geven van een bepaalde groep dieren (bijvoorbeeld een groep vissen noemen we een school).
De leerlingen kunnen de voordelen en nadelen van leven in groep opsommen.
De leerlingen kunnen elk voordeel en nadeel uitleggen aan de hand van een voorbeeld.
Concurrentie
De leerlingen kunnen de redenen waarom dieren concurreren opsommen.
De leerlingen kunnen het verschil tussen intra- en interspecifieke concurrentie uitleggen aan de hand van een voorbeeld.
Coöperatie
De leerlingen kunnen de redenen waarom dieren samenwerken opsommen.
De leerlingen kunnen het verschil tussen aggregatie en associatie uitleggen aan de hand van een voorbeeld.
Communicatie
De leerlingen kunnen uitleggen wat we verstaan onder communicatie bij dieren.
De leerlingen kunnen de redenen waarom dieren communiceren opsommen en uitleggen aan de hand van een voorbeeld.
De leerlingen kunnen de methoden van communicatie bij dieren opsommen.
De leerlingen kunnen uitleggen via welke methoden dieren communiceren aan de hand van een voorbeeld.
Gedrag
De leerlingen kunnen uitleggen wat we verstaan onder gedrag.
De leerlingen kunnen uitleggen hoe gedrag tot stand komt.
De leerlingen kunnen de vormen van aangeboren gedrag opsommen en uitleggen aan de hand van voorbeelden.
De leerlingen kunnen de vormen van aangeleerd gedrag opsommen en uitleggen aan de hand van voorbeelden.